Wednesday, October 9, 2019

Actief Leren, een definitie

Actief Leren, een definitie Inleiding? In dit document staat het actief leren in het reguliere onderwijs centraal. In hoofdstuk 1 wordt het begrip actief leren van Silberman (1996) gedefinieerd. In hoofdstuk 2 worden drie verschillende vormen en benaderingen van actief leren beschreven; het studiehuis, het nieuwe leren en ontwikkelingsgericht onderwijs. Daarnaast wordt de uitvoering in de praktijk kort geschets. In hoofdstuk 3 worden deze drie benaderingen met elkaar vergeleken, getoetst aan de definitie van actief leren van Sibberman (1996) en wordt een beeld geschetst hoe deze drie vormen worden toegepast in de praktijk. In hoofdstuk 4 vind u de conclusie. Wat is actief leren Silberman (1996) geeft een definitie van † actief leren†. Hij omschrijft dit begrip als volgt: Als er actief wordt geleerd doen leerlingen het werk, gebruiken ze hun hersens, lossen ze problemen op en passen ze toe wat ze leren. Daarnaast is actief leren ‘leuk’, ‘stimulerend’ en is de actieve leerli ng persoonlijk betrokken. Silberman hecht veel waarde aan ‘leren door doen’; studenten moeten zelf dingen ontdekken, voorbeelden bedenken, vragen stellen, discussià «ren, dingen proberen en hun leerresultaten in de gaten houden. Hoofdstuk 2. Drie vormen en benaderingen van actief leren Het studiehuis In het studiehuis gaat het om een nieuwe pedagogisch-didactische aanpak en een andere organisatie van het leerproces. Het gaat dan volgens het ministerie van Onderwijs om de volgende didactische kenmerken en kenmerken van het leerproces (Stuurgroep profiel tweede fase, 1994): De leerling in het studiehuis is een zelfstandige leerling. Zo’n leerling kan zelfstandig zijn leeractiviteiten uitvoeren, nieuwe informatie verbinden met bestaande kennis, zichzelf motiveren, kijken naar het leerresultaat en zijn eigen kennis evalueren. Het ‘leren door doen’ krijgt een centrale plaats in het studiehuis. Ook dat vraagt om een actieve leerling. Verder wordt ver wacht dat de leerling zijn leerproces in eigen hand neemt. De docent wordt meer een begeleider en regisseur van het leerproces en minder kennisoverbrenger. Belangrijk is dat hij bij de leerlingen zelfstandigheid stimuleert en hen motiveert. Ook moet de docent ervoor zorgen dat leerlingen vaardigheden aanleren. Daarnaast moet hij maatwerk leveren, door te varià «ren in werkvormen en opdrachten. Er wordt recht gedaan aan verschillen tussen leerlingen. Onder andere komt dat tot uiting in het beperken van het aantal klassieke lessen. Er zal minder sprake zijn van een groep leerlingen die op hetzelfde moment, op dezelfde manier, met dezelfde leerstof bezig is. Verder mag de leerling zijn eigen tempo bepalen en zelf zijn weg naar het eindtraject uitzetten. Het contact tussen docent en leerling wordt intensiever, zal zich meer op ‘ooghoogte’ afspelen en ook plezierig worden. Het klassieke onderwijssysteem wordt losgelaten. Er wordt nog wel kennis overgedragen, maar a ndere vaardigheden krijgen een belangrijke plaats. Het gaat dan om zaken als leren leren, leren communiceren en leren reflecteren. Variatie speelt een belangrijke rol in het studiehuis. Minder frontale lessen en meer werkvormen als samenwerkend leren, discussie, onderzoeken en zelfstudie. Ook kan er gevarieerd worden in groepsgrootte. Toetsing is onderdeel van het leerproces. Een toets dient niet alleen om een cijfer te bepalen, maar ook om vast te stellen waar de leerling in het leerproces zit, wat hij moet doen om het eindtraject te halen en welke begeleiding daarbij moet worden geboden. Nieuwe vormen van toetsen als praktische opdrachten, handelingsdelen en het profielwerkstuk worden ingevoerd. Deze toetsen zijn vooral bedoeld om vaardigheden te testen. Kennis- en inzichttoetsen blijven ook bestaan. In de praktijk

No comments:

Post a Comment

Note: Only a member of this blog may post a comment.